40

 

 

 

 

Vera Stanhope mocht Dan Greenwood wel. Ze had hem altijd gemogen, al sinds ze hem voor het eerst had ontmoet op een van die vreselijke trainingsdagen waar ze van haar baas naartoe moest. Al die vrolijke, jonge agenten die zich gedroegen als managers, allemaal even enthousiast, allemaal even positief. Wee je gebeente als je het waagde om iets negatiefs te zeggen. Vanaf de ene kant van de congreszaal, die vol nepbeuken tafels en stoelen stond, had Dan Greenwood haar hulpeloos aangekeken, alsof hij tegen zijn zin meedeed aan een spel waarvan hij de regels niet kende. Alsof zij de enige in de zaal was die aan zijn kant stond. Haar eerste gedachte toen was geweest dat het niets voor hem was om gedwongen binnen te zitten. Hij zag er zo sjofel en ruig uit dat hij meer het type was om boswachter te zijn, of in elk geval iemand die veel tijd buiten doorbracht. Misschien had hij zich opgegeven bij de politie omdat hij dacht dat agenten hetzelfde soort werk deden als boswachters. Orde scheppen in de chaos. Ongedierte bestrijden.

‘Maak je geen zorgen, pop,’ had ze bij de koffie tegen hem gezegd. ‘Ze menen er niks van. Al dat positivisme en zo. Op het bureau zaniken ze even hard als jij en ik, en lopen ze de kantjes ervan af als er even niemand oplet.’

‘Waarom zitten we dan hier?’ vroeg hij, en ze kreeg de indruk dat hij het echt niet begreep. Hij had geen ambitie, geen behoefte om indruk op iemand te maken. Ze wist zeker dat hij niet in staat was tot bedrog.

Dat was echter voordat ze het dossier over Abigail Mantel onder ogen had gekregen. Het dossier dat hij in zijn bureau bewaarde en regelmatig doorbladerde, als een vieze ouwe kerel die voor een pornosite zat te kwijlen.

Ze was te trots om meteen in actie te komen. Ze kon gewoon niet toegeven dat ze hem zo verkeerd had ingeschat. En toen zag ze hem met Emma Bennett de laan naar de rivier uitkomen, heel attent, heel voorzichtig, en ze had ook gezien hoe Emma naar hem opkeek. Weer zo’n mooie jonge meid. Niet zo jong als Abigail toen ze stierf, maar er waren dagen dat Emma er nog steeds uitzag als een tiener. En bovendien had ze Abigail gekend. Haar lichaam gevonden. Misschien kreeg Dan daar wel een kick van. Mensen zaten raar in elkaar. Zelfs de psychiater kon niet met zekerheid zeggen hoe raar. Of misschien wilde hij Emma beter leren kennen om te kijken hoeveel ze zich nog herinnerde. Als hij een soort relatie – wat voor relatie dan ook – had gehad met het dode meisje, dan wilde hij vast weten of ze het daar voor haar dood ook met haar vriendin over had gehad.

Het was verschrikkelijk om zo trots te zijn, dacht Vera. Ze had er alleen maar last van.

En dus zette ze zich over haar trots heen en ging op bezoek bij Caroline Fletcher. Keurig zoals het hoorde deze keer, na een telefoontje om te kijken of het wel uitkwam. In tegenstelling tot de vorige keer maakte ze er geen show van toen ze voor het dure accountantshuis stond. Geen theatraal gedoe.

Caroline had haar chique pak vervangen door een spijkerbroek en een wijde trui die bijna tot haar knieën kwam. Haar vriend was nergens te bekennen, en Vera vroeg niet waar hij was. Waarschijnlijk was hij aan het squashen, dacht ze. Of nog laat aan het werk. Iets heel normaals. Naast de fauteuil stond een wijnkoeler op de vloer met een fles witte wijn erin waar één glas uit ontbrak. Dat glas had Caroline in haar hand toen ze de deur opendeed.

‘Wil je ook?’ vroeg ze. Blijkbaar wilde ze zelf ook een poging wagen om vriendelijk te zijn.

Vera gaf de voorkeur aan rode wijn, maar het zou lomp zijn om het aanbod af te slaan.

‘Vertel eens. Waar gaat dit nu weer over?’ Caroline klonk afwachtend, maar niet onvriendelijk.

‘Dan Greenwood,’ zei Vera.

‘Wat is er met hem?’

‘Wat vond je van hem?’ Zonder antwoord te geven, keek Caroline haar aan. Vera moest iets specifieker zijn. ‘Je hebt veel met hem samengewerkt. Maakte je je wel eens zorgen om hem? Ik bedoel, kwam die instorting wel zo onverwacht?’

‘Ik ben geen arts.’

‘Je was zijn collega. Een vriendin van hem.’

‘Ik kan niet zeggen dat ik het zag aankomen,’ zei Caroline. ‘Het leek erop dat hij het allemaal wel aankon. Maar misschien was het onvermijdelijk. Hij trok zich dingen aan, liet zich erdoor van de wijs brengen.’ Even was ze stil. ‘Ik wil niet zeggen dat hij dom is, maar eigenlijk kon hij het werk niet aan. Het netwerken, de spelletjes die je moet spelen. De regels waar je je aan moet houden en de regels die je juist moet breken. Hij speelt open kaart en snapt niet waarom andere mensen dat niet doen. Hij had het al over ontslag nemen toen ik zelf met die gedachte speelde. Misschien had ik het hem niet moeten afraden.’

‘Je had al ontslag genomen toen hij met ziekteverlof ging?’

‘Ja. Jeanie Long voorleiden was mijn laatste klus.’ Ze zweeg. ‘Iedereen zei dat ik op mijn hoogtepunt afscheid nam.’

‘Hoe lang na de rechtszaak raakte Dan overspannen?’

‘Weet ik eigenlijk niet. Het is zo lang geleden, ik ben het overzicht een beetje kwijt. Op een gegeven moment loopt alles in elkaar over. Maar niet lang. Twee maanden of zo. Op zijn hoogst een halfjaar. Je kunt het vast wel nagaan. Personeelszaken heeft vast nog wel ergens een dossier. Ze kunnen het zich daar waarschijnlijk beter herinneren dan ik.’

‘Zo officieel wil ik het eigenlijk niet aanpakken. Nu nog niet.’

Vera nam een slok wijn, die erg koud en erg droog was. Over de rand van haar glas heen keek Caroline haar aan. ‘Waar gaat dit over?’ vroeg ze nog eens, deze keer met meer nadruk. Wat ze eigenlijk bedoelde was: geen geintjes, dame. Dit spelletje heb ik zelf vroeger ook gespeeld.

‘Ga je met hem naar bed?’ vroeg Vera heel zakelijk.

‘Nee!’ Caroline barstte in lachen uit, zo spontaan en welgemeend dat Vera wist dat ze de waarheid sprak. ‘Hoe kom je daar nou weer bij?’

‘Iedereen haalt zich wel eens rare dingen in zijn hoofd.’

‘Je bent toch niet hierheen gekomen om me dat te vragen?’

Het duurde even voordat Vera antwoord gaf. Aan het begin van het onderzoek had ze dit mens voor geen meter vertrouwd. Het viel niet mee om haar nu ineens iets te vertellen wat ze nog niet eens aan Joe Ashworth had verteld.

‘Dan Greenwood heeft een dossier over de zaak-Mantel in zijn bureau in de pottenbakkerij. Af en toe haalt hij het tevoorschijn om het door te lezen. Dat kan van alles betekenen. Misschien voelt hij zich schuldig omdat hij niet protesteerde toen jij Jeanie Long aanhield. Misschien mist hij die tijd, omdat hij toen deel uitmaakte van een team en vrienden had; tegenwoordig leidt hij een beetje een teruggetrokken bestaan. Of misschien is het veel enger dan dat. Misschien is het een soort trofee. Misschien heeft hij haar wel vermoord.’

Caroline luisterde aandachtig. Ze verwierp het idee niet meteen. Ze wist hoe moeilijk het voor Vera was geweest om naar haar toe te komen.

‘Wat zit er allemaal in het dossier?’

Vera haalde haar schouders op. ‘Ik heb het niet echt goed kunnen doorkijken. Kopieën van de procesverbalen van het verhoor en het verslag van het onderzoek. Een kopie van het sectierapport. Autopsiefoto’s. Een officieel portret van het meisje voordat ze stierf, helemaal opgemaakt en op haar allerchicst.’

‘Die foto hebben we misschien wel van Keith gekregen, voor de publiciteit,’ zei Caroline snel. ‘Voor een advertentie in de krant, om te kijken of we ook getuigen konden vinden. Dat wil niet zeggen dat Dan haar voor haar dood kende.’

‘Ik had eigenlijk de indruk dat jullie je niet zo druk maakten om dat soort publiciteit. Jullie hadden Jeanie zo aangehouden.’

‘Dat wil niet zeggen dat we in het begin niet van plan waren om...’

‘Kun je je nog herinneren dat je Keith om een foto hebt gevraagd?’

‘Nee, maar het is dan ook tien jaar geleden.’

‘Wel raar dat Dan die foto tien jaar later nog steeds heeft.’

‘Ja,’ zei Caroline. ‘Dat wel.’ Ze schonk nog een glas voor zichzelf in en hield de fles op naar Vera, die haar hoofd schudde. Als ze straks weer terug was in het hotel zou ze zichzelf op een echte borrel trakteren. Zonder iets te zeggen zaten ze tegenover elkaar.

‘Wat is er gebeurd met de kleren die Abigail tijdens de moord droeg?’

‘Hoe moet ik dat weten? Het is zo lang geleden. Wat moet je met die kleren?’

‘Niks.’

Caroline keek haar wantrouwend aan, maar ging er verder niet over door. ‘Eigenlijk was Dan toen al een eenling. Ik bedoel, hij was een leuke vent, deel van het team, en niemand vond het erg om met hem samen te werken, maar eigenlijk hoorde hij er niet bij, als je begrijpt wat ik bedoel.’

Vera knikte. Dan bracht niet uren met zijn collega’s in de kroeg door. Hij zeurde niet over zijn baas en was ook niet het type dat in een sentimentele bui zijn hart uitstortte.

‘Is hij ooit getrouwd geweest? Dat ben ik vergeten op te zoeken.’

‘O nee, absoluut niet.’ Caroline dacht even na, en voegde er toen aan toe: ‘Al weet ik eigenlijk niet waarom dat zo ondenkbaar is, Dan en het huwelijk. Hij lijkt me er alleen het type niet voor, dat is alles. En hij had het ook nooit over een vrouw.’

‘Homo?’

‘Nee.’ En toen, na een kleine gedachtepauze: ‘Althans, ik denk het niet.’

‘Hij voelde zich aangetrokken tot jou, hè?’

‘Dat zou goed kunnen, maar daar raak je op een gegeven moment wel aan gewend, als vrouw tussen de mannen die hun baan de schuld geven van het feit dat al hun relaties stuklopen. Na een tijdje doet het je niks meer.’

En of het mij iets zou doen, dacht Vera. Reken maar.

‘Maar je vond hem nooit bedreigend?’

‘Nee. Nooit.’

‘Is het mogelijk dat hij Abigail op de een of andere manier buiten het werk om heeft leren kennen?’

‘Ik zou niet weten hoe.’

‘Misschien heb je hem wel eens meegenomen naar een feestje van Keith?’

‘Mijn collega’s wisten niks van Keith en mij. We waren altijd erg discreet.’

‘Dan wist het wel. Al tijdens het onderzoek.’

‘Echt waar? Daar heeft hij nooit wat van gezegd.’ Het leek Caroline eerder te amuseren dan te verbazen.

‘Waar woonde Dan toen Abigail werd vermoord?’

‘In Crill. Hij had een appartement in een van die grote rijtjeshuizen aan de kust. Ik heb hem er wel eens opgehaald.’

‘Ben je ooit bij hem naar binnen geweest?’

‘Een paar keer, ja. Soms was hij nog niet helemaal klaar als ik hem kwam afhalen. Ook heeft hij me een keer mee naar binnen gevraagd voor een biertje na de dienst.’

‘Hoe was het in zijn appartement?’

‘Afgrijselijk koud,’ zei ze. ‘Van die oude schuiframen die verschrikkelijk tochtten.’ Ze wierp Vera een scherpe blik toe. ‘Hij had geen foto’s van blote schoolmeisjes aan de muren, als je dat bedoelt.’

‘Heb je in zijn slaapkamer gekeken?’

‘Nee. Dat zei ik toch? Zo gezellig hadden we het nou ook weer niet met zijn tweetjes.’

Nou dan, dacht Vera. Ze zei: ‘Abigail zat in Crill op school, hè?’

‘Ja, en de bus leverde haar ’s ochtends voor de deur af en haalde haar ’s middags weer keurig op.’

‘Behalve als ze spijbelde.’

‘Wat wil je nou eigenlijk zeggen?’ vroeg Caroline op scherpe toon. ‘Dat Dan Greenwood haar op straat oppikte en met haar naar bed ging?’

‘Dat is een mogelijkheid waar we rekening mee moeten houden.’ Vera ging onderuit zitten en zette haar lege glas op tafel. Even viel er een stilte. Toen zei ze: ‘Is hij er zo een? Valt hij op jonge meisjes?’

‘Zo’n beetje alle mannen die ik ken vallen op jonge meisjes. Als ze een schoolmeisje op straat zien lopen, een jaar of vijftien, zestien, haar gezicht geplamuurd met make-up en een kort uniformrokje aan, dan kijken ze haar na. Dat wil niet zeggen dat ze ook iets doen.’

‘Keek Dan Greenwood hen ook na?’

‘Weet ik veel!’ Caroline begon haar geduld te verliezen. ‘Ik zeg maar wat.’

‘Uit wat voor soort gezin komt hij?’

‘Wat nu weer?’

‘Werk even mee.’

Caroline keek haar aan alsof ze in een gesticht thuishoorde, maar ze gaf wel antwoord. ‘Hij is enig kind. Volgens mij waren zijn ouders al op gevorderde leeftijd toen ze hem kregen. Zijn vader was al dood toen hij bij de politie ging. Hij was best close met zijn moeder, maar volgens mij is die nu ook dood. Van de opbrengst van haar huis heeft hij de pottenbakkerij gekocht. Heb je daar genoeg aan?’

‘Ja,’ zei Vera. ‘Het moet maar.’

‘Hij was een goede agent. Soms dacht ik dat hij het allemaal iets te serieus opvatte. Hij was wel het type dat ’s avonds naar huis gaat, dan de hele avond over zijn werk zit te piekeren en er ’s nachts van droomt. Hij was best emotioneel. Daar maakte ik me wel eens zorgen over. Hij zag alles zwart-wit. Maar hij had genoeg andere zaken gedaan waar jonge meisjes aan te pas kwamen, en ik had nooit enige reden om me zorgen te maken over de manier waarop hij daarmee omging. Ik heb nooit klachten over hem gehad, niet van het team of van de mensen die bij de zaak betrokken waren.’

Vera hees zichzelf overeind. Ze zou blij moeten zijn dat Caroline haar had verteld wat ze wilde horen, maar in feite was ze ontzettend chagrijnig.

Bij de deur begon Caroline weer te praten. Het was alsof ze nog steeds over Dan nadacht en alsof ze, net als Vera, het gevoel had dat ze nog niet helemaal uitgepraat waren.

‘Ik ben niet goed in het beoordelen van mensen,’ zei ze. ‘Het is zo moeilijk om een goed beeld van iemand te krijgen. Ja, sommige mensen doen een beetje raar, maar je weet nooit zeker of ze gevaarlijk zijn of gewoon verlegen en een beetje onhandig. De gevaarlijkste man die ik ooit heb gezien, zag eruit alsof hij geen vlieg kwaad deed.’

‘Zo ziet Dan Greenwood er ook uit,’ mompelde Vera. ‘Dus wat wil je daarmee zeggen?’

‘Ik kan me voorstellen dat hij iemand zou vermoorden,’ zei Caroline. ‘Als hij dacht dat hij daar goed aan deed. Als het alternatief nóg erger was. Maar dat geldt voor bijna alle mannen met wie ik heb samengewerkt.’

Toen deed ze de deur dicht. Even bleef Vera voor de deur staan en keek uit over de rest van de straat. Bij de overburen waren de gordijnen nog open. Er lagen twee kinderen op hun buik tv te kijken. In de verte hoorde ze het inbraakalarm van een auto. Terwijl ze daar stond en Carolines woorden liet bezinken, had ze nog een havikenmoment. Een vluchtige blik op het hele plaatje. Langzaam liep ze naar haar auto.

Die avond at ze met Joe Ashworth in het hotel. Dat was hen pas twee keer eerder gelukt. Meestal was het restaurant al gesloten tegen de tijd dat zij aan kwamen zetten, waarna ze genoegen moesten nemen met een in de auto opgegeten afhaalmaaltijd of een paar zakken patat. Vanavond waren ze nog maar net op tijd. Alle andere gasten zaten al aan het toetje of de koffie. Terwijl ze zaten te eten liep het restaurant leeg. Niemand kon hen horen. De serveersters hadden het idee dat het er al op zat en stonden bij de bar te kletsen en te giechelen. Er was niet veel keuze meer qua toetjes: drie zielige soesjes, wat bruinige fruitsalade en een halve portie trifle.

Vera vertelde hem over het dossier dat ze in het bureau van Dan Greenwood had aangetroffen. ‘Sorry. Dat had ik je eerder moeten vertellen.’

‘Wilt u een huiszoekingsbevel? Zodat we nog eens goed op zoek kunnen gaan?’

Het duurde zo lang voordat ze antwoord gaf dat hij op het punt stond zijn vraag nog eens te herhalen. ‘Nee,’ zei ze uiteindelijk. ‘Dat hoeft niet. Ik heb zelf al een beetje rondgeneusd.’ Daarop vertelde ze hem over haar speurtocht in het huis aan de Crescent.

‘Hoe wilt u het aanpakken?’

‘Voorlopig houden we het even voor onszelf. Die Yorkies hoeven het allemaal niet te weten. Het zou lullig zijn als er allemaal geruchten de ronde gingen doen die uiteindelijk helemaal niet waar blijken te zijn. Vooralsnog is er geen enkel bewijs dat hij iets met de zaak-Winter te maken heeft. Maar daarom kunnen we best een oogje op hem houden, hè? Ik ga morgen wel een praatje maken. Kijken of ik nog iets leuks tegenkom.’

‘En ik? Wat moet ik morgen doen?’

‘Voor jou heb ik een leuke klus. Een dagje vissen. Een dagje uit. Vind je vast leuk.’

 

 

 

 

Onschuld
titlepage.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_000.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_001.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_002.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_003.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_004.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_005.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_006.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_007.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_008.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_009.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_010.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_011.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_012.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_013.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_014.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_015.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_016.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_017.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_018.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_019.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_020.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_021.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_022.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_023.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_024.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_025.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_026.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_027.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_028.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_029.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_030.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_031.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_032.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_033.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_034.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_035.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_036.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_037.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_038.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_039.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_040.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_041.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_042.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_043.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_044.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_045.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_046.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_047.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_048.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_049.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_050.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_051.xhtml